Nederlandse vertalingen van de gedichtencyclus die Arnold Schoenberg gebruikte voor zijn compositie ‘Pierrot Lunaire’. De oorspronkelijk franse gedichten zijn van Albert Giraud. De Duitse dichter Otto Erich Hartleben vertaalde ze zeer vrij, en schreef er eigenhandig twee gedichten bij. Ik veroorloofde mij een klein aantal kleine vrijheden, zoals dat gaat onder dichters, maar verder volgen de teksten het Duits getrouw.
Maandronken
De maan giet ’s nachts in golven wijn uit,
Een wijn die met de ogen gedronken wordt
De stille horizon wordt als door een springvloed overspoeld.
Talloze begeerten, huiveringwekkend en zoet
Doorzwemmen deze wateren!
De maan giet ’s nachts in golven wijn uit,
Een wijn die met de ogen gedronken wordt
De dichter, door passie gedreven,
Bedrinkt zich aan deze heilige drank,
Verrukt wendt hij zijn hoofd hemelwaarts en
Tollend zuigt en slurpt hij van
De wijn die met de ogen gedronken wordt
Colombine
Bloemen, bleek van maanlicht,
Witte wonderrozen bloeien
In de Julinachten – o, vond ik er
Maar eentje om te plukken!
Om mijn bange lijden te verzachten
zoek ik langs de donkere rivier naar
Bloemen, bleek van maanlicht,
Witte wonderrozen
Al mijn verlangens zouden gestild zijn
Mocht ik sprookjesachtig één voor één,
Zo zalig zacht de blaadjes afplukken,
Jouw bruine haar overstrooiend met
Bloemen, bleek van maanlicht!
De Dandy
Met een fantastische lichtstraal
Verlicht de maan de kristallen flacons
Op de zwarte, hoogst heilige wastafel
Van de zwijgende dandy van Bergamo.
In het bronzen wasbekken klinkt het hoge,
Metalen lachje van het fonteintje.
Met een fantastische lichtstraal
Verlicht de maan de kristallen flacons.
Pierrot, met z’n wasbleke gezicht staat en
Beraadt zich: hoe zich vandaag eens te schminken?
Weg schuift hij het rood, het oriëntaals groen
En beschildert zijn gezicht in grootse stijl
Met een fantastische manestraal.
Een bleke wasvrouw
Een bleke wasvrouw
Wast witte lakens ‘s nachts
Ze strekt haar naakte
Zilverwitte armen in de rivier
Op de open plek in het bos sluipen tere
briesjes die het water licht beroeren
Een bleke wasvrouw
Wast witte lakens ‘s nachts
En de zachtmoedige, hemelse maagd
Door de twijgen lieflijk gestreeld
Spreidt op de donkere weide
Haar fijngeweven linnengoed
Een bleke wasvrouw
Valse de Chopin
Zoals een bleke druppel bloed
De lippen van een zieke kleurt
Zo rust op deze tonen een vloek van
Vernietigende aantrekkingskracht
Akkoorden van wilde lust verstoren
De ijzige droom van vertwijfeling –
Zoals een bleke druppel bloed
De lippen van een zieke kleurt
Heet en juichend, zoet en smachtend,
Jij, melancholisch duistere wals, jij
Houdt mijn ziel gevangen!
Je klinkt je vast aan mijn gedachten
Als een bleke druppel bloed
Madonna
O moeder aller smarten
Bestijg het altaar van mijn verzen!
De woede van het zwaard heeft
Het bloed uit uw magere borsten vergoten
Uw eeuwig verse wonden
Lijken ogen, rood en open.
O moeder aller smarten
Bestijg het altaar van mijn verzen!
In uw uitgeteerde handen
Houdt u het lijk van uw zoon
Om hem aan de mensheid te tonen –
Doch de blik der mensen mijdt
U, moeder aller smarten
De zieke maan
Jij nachtelijke, doodzieke maan
Daar op het zwarte hemelkussen,
Jouw blik, zo overvol van hunkering,
Betovert mij gelijk een vreemde melodie.
Aan onstilbaar liefdesverdriet
Sterf jij, aan gesmoord verlangen
Jij nachtelijke, doodzieke maan
Daar op het zwarte hemelkussen.
De verliefde, die gek van geilheid
Gedachteloos naar zijn liefje sluipt
Verheugt zich in het spel van jouw stralen
Jouw bleke, vervloekte bloed
Jij nachtelijke, doodzieke maan
Nacht
Duistere, zwarte reuzenvlinders
Doodden de zonneglans.
Als een gesloten toverboek
Rust de horizon – zwijgend.
Uit de walmende, vergeten diepten
Stijgt een geur die herinnering vermoordt!
Duistere, zwarte reuzenvlinders
Doodden de zonneglans.
Uit de hemel daalt het ongedierte
Onzichtbaar met zware vlerken
Naar de aarde af
Op de mensenharten neer…
Duistere, zwarte reuzenvlinders.
Smeekbede aan Pierrot
Pierrot! Mijn lachen
Heb ik verleerd!
Het schitterende plaatje
Is verkleurd – vervaagd!
Zwart wappert de vlag
Bij mij nu aan de mast.
Pierrot! Mijn lachen
Heb ik verleerd!
O geef mij weer terug,
Jij veearts van de ziel,
Sneeuwman van de lyriek,
Uwe Doorluchtigheid Maanman:
Pierrot – mijn lachen!
Roof
Rode, vorstelijke robijnen,
Bloedige druppels van oude luister
Sluimeren in doodskisten,
In onderaardse grafgewelven.
’s Nachts, samen met zijn kroegmaatjes
daalt Pierrot af – om te stelen
Rode, vorstelijke robijnen,
Bloedige druppels van oude luister
Maar zie – hun haren rijzen ten berge,
IJselijke angst nagelt hen aan de grond:
Dwars door de duisternis staren
– Als ogen! – uit de doodskisten
Rode, vorstelijke robijnen.
Rode Mis
Bij het gruwelijke avondmaal
In de schitterende glans van het goud
Bij het flakkeren der kaarsen
Nadert onze Pierrot het altaar
Zijn hand, door God gewijd,
Verscheurt de priesterkleren
Bij het gruwelijke avondmaal
In de schitterende glans van het goud
Met zegenende gebaren
Toont hij aan de bange zielen
De druipend rode hostie:
Zijn hart – in zijn bloederige vingers –
als gruwelijk avondmaal!
Galgenlied
De spichtige slet
Met die lange hals
Zal zijn laatste
geliefde zijn
In zijn kop
Draait het dol
Door die
Spichtige slet
Met die lange hals
Slank als een den
Haar in een vlecht
Wellustig omstrengelt
Zij de schelm
De spichtige slet!
Onthoofding
De maan, een Turks kromzwaard
Op een zwartzijden kussen
Monsterlijk groot – dreigend geheven
In de angstwekkend donkere nacht.
Pierrot ijsbeert rusteloos en staart
in doodsangst omhoog naar
De maan, een turks kromzwaard
Op een zwartzijden kussen.
Zijn knieën knikken, plotseling
Stort hij ter aarde, buiten zinnen,
In de waan dat de maan straffend
Op zijn zondaarshals neersuist
De maan, een turks kromzwaard.
De Kruizen
Heilige Kruizen zijn de verzen
Waarop de dichters in stilte doodbloeden
Blindgeslagen door de gieren
Fladderende spokenzwerm!
In hun lijven zwolgen de zwaarden
Pronkend met het scharlaken van hun bloed!
Heilige Kruizen zijn de verzen
Waarop de dichters in stilte doodbloeden
Dood, het hoofd – de krullen verstard –
Ver weg verwaait het lawaai van het gepeupel
Langzaam zinkt de zon neder,
Een rode koningskroon.
Heilige Kruizen zijn de verzen!
Heimwee
Lieflijk klagend – een kristallen zuchtje
Uit Italië’s oude Pantomimespel
Bereikt hem hier: hoe Pierrot toch zo onbeholpen,
Zo modern sentimenteel geworden is.
En het weerklinkt in de woestijn van zijn hart,
Het weerklinkt gedempt telkens door zijn gedachten heen
Lieflijk klagend – een kristallen zuchtje
Uit Italië’s oude Pantomimespel
Daar vergeet Pierrot zelfs zijn pruillip te trekken!
Door de bleke vuurschijn van de maan
Door de stromingen in de lichtzee – baant het verlangen
Zich dapper een weg omhoog tot aan de hoge hemel van zijn vaderstad
Lieflijk klagend – een kristallen zuchtje
Gemeenheid
In de blanke kop van Kassander
Die krijsend moord en brand schreeuwt
Boort Pierrot met schijnheilige smoel
Lieflijk – een gaatje met de schedelboor!
Dan stopt hij met beide duimen
Zijn authentieke Turkse tabak
In de blanke kop van Kassander
Die krijsend moord en brand schreeuwt
Dan draait hij een pijpensteel van kersenhout
In het achterhoofd van de kaalkop
En behaaglijk smakt en paft hij
Zijn authentieke Turkse tabak
Uit de blanke kop van Kassander!
Parodie
Breinaalden, blank en blinkend
In het grijze haar gestoken
Zit daar de werkster mompelend
In haar rode rokje
Zij wacht in het tuinhuisje
Zo verliefd op Pierrot dat het pijn doet
Breinaalden, blank en blinkend
In het grijze haar gestoken
Dan plotseling –hoor!- gefluister!
Een zuchtje wind giechelt zacht:
De maan, die boze pestkop
Aapt na met zijn stralen haar
Breinaalden, blank en blinkend
De maanvlek
Een witte vlek van de heldere maan
Op de rug van zijn zwarte pak
Zo wandelt Pierrot die zachte avond
Op zoek naar geluk en avontuur
Plotseling stoort hem iets aan zijn kostuum
Hij inspecteert voor- en achterkant en inderdaad vindt
Een witte vlek van de heldere maan
Op de rug van zijn zwarte pak
Wacht! denkt hij: dat is zo’n gipsvlek!
Hij veegt en veegt, maar – krijgt hem niet weg!
En zo gaat hij ziek van frustratie verder,
Wrijft en wrijft tot de vroege ochtend
Een witte vlek van de heldere maan
Serenade
Met een groteske reuzenstrijkstok
Krast Pierrot op zijn altviool
Gelijk een ooivaar op één been
Tokkelt hij droef een pizzicato
Plotseling stormt Kassander op hem toe
Woedend op de nachtelijke virtuoos.
Met een groteske reuzenstrijkstok
Krast Pierrot op zijn altviool
Gooit zijn altviool opzij en:
Vat met delicate linkerhand
de kaalkop in zijn kraag –
Dromend speelt hij op diens gladde schedel
Met een groteske reuzenstrijkstok
Thuisreis
Een manestraal is het roer
Een waterlelie dient als boot
Zo vaart Pierrot zuidwaarts
onder gunstige wind
De rivier neuriet diepe toonladders
En wiegt het lichte bootje
Een manestraal is het roer
Een waterlelie dient als boot
Naar Bergamo, naar ’t vaderland
Keert Pierrot nu terug,
Zwak schemert reeds in het oosten
De groene horizon.
Een manestraal is het roer
O oude geur
O oude geur uit de sprookjestijd
Betover mijn zintuigen nog één keer!
Een doldwaas leger van schelmenstreken
Gonst door de ijle lucht.
Een gelukzalig verlangen naar een lang
Versmade vreugde maakt mij blij:
O oude geur uit de sprookjestijd
Betover mij nog eens!
Al mijn wrevel liet ik los,
Uit mijn zonomrande venster
beschouw ik vrij de lieve wereld
En droom verder in zalige verten…
O oude geur uit de sprookjestijd