Surrealistic performance for three actors in a hotel suite.
Performers: Chiara Tissen, Rosa van Leeuwen and Yorick Heerkens, for whom it was written.
Duration: 7 minutes.
Commissioned and produced by Festival Woordnacht Rotterdam.
Performed in the board room on the 14th floor of the Marriott Hotel, a few times a night, always for an audience of about ten people. This board room is characterized by a huge window overlooking Rotterdam.
Uitgevoerd in de board room op de 14e verdieping van het Marriott Hotel, een paar keer per avond, steeds voor een publiek van ongeveer tien personen. Deze board room kenmerkt zich door een enorm raam dat uitkijkt over Rotterdam.
Wie is er dan
1.
Daar ben je dan
2.
U mag gaan als u wilt
1.
Je mag weg maar je mag ook blijven
2.
Blijven loont en weggaan is iets dat je overweegt en overweegt en overweegt en overweegt en..
1.
Er is eigenlijk maar één vraag: – daarna breken we de boel weer op –
Wie is er dan?
2.
En wat is het ‘dan’ dan?
3.
Nee, wááár!? Wááár is dat dan!?
1.
Zijn onze woorden onze gebieders en zijn wij allemaal de min of meer gehoorzame huisdieren?
2.
Dit was vergelijkenderwijs bedoeld. We gaan het verder niet over huisdieren hebben.
1.
Wilt u publiek zijn?
3.
We geven af en toe aan wat we bedoelen maar alleen als onderdeel van de tekst.
1.
Bent u er al?
2.
Even meedoen, misschien?
1.
Wie is er dan?
2.
We doen een koprol door de onnozele kosmos en straks zijn we weer hier.
1.
Het zijn er altijd een paar en die verpesten het voor de rest. Bent u er nog?
2.
Laten we even zijn stil zijn om wat er gezegd is even in te dammen met gedachten
1.
Beter dat we doorpraten om niet van plagen beticht te worden
3.
Het raam! Het raam!
De wereld springt naar binnen, zó, op ons schoot
Het raam! Het raam springt naar buiten, pas o-o-o-o-op!
Het springt in ons oog uit ons oog de straat op
1.
We hebben geen gezamenlijke ervaring
We hebben geen gezamenlijke ervaring voor u vandaag
3.
We geven af en toe een indicatie van waar we zijn maar alleen als onderdeel van deze voorstelling.
2.
Stemklank is het wapperen en ketsen van golven door de hoofdholtes langs pijpen vol slijm.
1.
Wij horen iets doordat er een lange slang uit ons oor slingert, een slang die het geluid grijpt, doodt en verslindt. Hoor, het houdt ineens op. Alles houdt op als de bek gehapt heeft
2.
hap hap, daar…
Een slang als huisdier?
Een slang als oorwurm.
3.
Kijk een glazenwasser, hij schaatst over de spiegelgladde gevel
Hoor hoor! Hoor het piepen van de trams zijn de krassen die hij maakt
1.
Ben jij er al? Hoor ik jou daar niet? Jouw drastische klank?
2.
Blijven loont nooit als je hoort wat je al eerder hoorde.
3.
Nu laten we zien wat we doen.
1.
Fijn dat u er bent.
2.
Eén van de mensen in deze ruimte is iemand die een gedicht verdient.
Bent u het? U?
1.
Wie is er dan?
Wie is het dan?
2.
Het is jammer dat ze deze woorden zullen vergeten
maar wie kijkt er ooit een film terug?
1.
Blijf even bij de kwestie: wat heeft iemand hier aan als hij/zij alles vergeet? Als alles wordt opgeslokt door de woordnacht? In een boek houden de letters als krammen de pagina op haar plaats.
2.
Leef dan je zelfverkozen leven leef
1.
Ik heb een zwak hart – schrijf me een brief en ik lig wakker
2.
Door jou bijna aan te raken laat ik zien wat ik durf en wat niet.
Jij hebt een sterke persoonlijkheid want je lacht niet – ook niet als ik ‘lach’ zeg
Er is geen reden om aan te nemen dat een woord op een zoen lijkt.
1.
Nee getsiederrie geen zoen.
3.
De hemel de hemel!
De avondhemel! Daar, dáár, een supernova!
Moeiteloos spuwt hij zijn kolkende vlammen in het rond.
Elegant liefkoost hij de halsen van gediadeemde assistentes.
Trillend van opwinding zwermen magnetische flonkeringen uit zijn vuurmond
Ah ja, het speels rondstrooien van glitters ziet de scherpste telescoop nog slecht.
2.
Als je je verveelt kun je de tijd doden door in je hoofd op alles ‘welles’ of ‘nietes’ te antwoorden.
Bedankt voor de tip, zeg je dan.
1.
Wie er dan is, is onduidelijk
Mag ik vingers zien: wie denkt dat wij het niet-storen-kartonnen-flapje juist wel of juist niet aan de andere kant van de deur aan de deurklink hebben gehangen?
2.
Stil.
Het goede antwoord is misschien
Het goede antwoord is altijd misschien.
1.
Het is mij nogal onduidelijk wat u hier precies komt doen.
Misschien is er wel niemand.
3.
Uw kleding! Verzorg uw kleding goed!
Stomerij! Veertig – of liever dertig graden! Draag alleen de beste stoffen! Je ziet het, je ruikt het!
Wat een vale stad! De wereld is niet kleurecht! Sorry!
2.
Het is jammer dat u het meeste zult vergeten
maar kijkt u ooit een film terug?
1.
Het geeft niet, het is mensenwerk.
Wie is er dan?
Je mag gaan als je wilt.
Volgende hoofdstuk: vrij reizen.
2.
Ik ben onderweg
Van hoofd naar hoofd
van balg naar pijp naar trommelvlies
Boem doe ik op uw vel
Voel je mijn adem ik hoor jouw adem wel
Jij bent niet de bestemming.
Nee jij krijgt iets dat je niet hebt besteld.
3.
Stromen oren als trechters
Het wordt bijna muziek
2.
Mag het muziek worden?
Ben je er dan?
3.
De stad, de stad!
De stad heeft ons ingehuurd!
1.
Volgende scène: slotscène
2.
Fijn dat je tijd kon maken zonder dat dat kan.
Jammer dat u niet de hele avond kunt blijven omdat u straks weg moet.
Ik heb een vraag over uw leercurve.
3.
Ik leef mijn zelfverkozen leven hier en ik kijk uit het raam wanneer ik dat wil
en ik spring niet uit het raam wanneer ik dat wil
2.
Als je goed kijkt is alles ogenschijnlijk
en niets klaarblijkelijk
1.
Kom mee in de woordnacht
Door de wolken kun je de sterren niet zien
Door de wolken kun je de sterren zien
2.
Nu ik jou aankijk voel ik wat ik niet dacht dat ik voor mezelf mocht houden.
1.
Wie is er dan.
Wie is er dan.
Als u het gevoel heeft dat u weer zonder ons kunt, blijf dan gerust.