and more…
In mei 2010 werd ik gevraagd om lector te worden aan Hogeschool Codarts te Rotterdam, vanwege mijn activiteiten op het gebied van het innoveren van de klassieke muziekpraktijk, die, als onderdeel van mijn werk als componist, dirigent en programmeur; artikelen, artistieke concepten, evenementen en concertprogramma’s omvatten.
De hedendaagse westerse klassiekemuziekpraktijk is druk aan het ontgrenzen. In vele opzichten wordt er getracht de beleving van het publiek te intensiveren, dan wel aan betekenis te laten winnen door de muziek te verbinden met theatraliteit, andere kunstvormen of maatschappelijke thema’s. Bij elk concert is wel een voor- of nageprek, en ook tijdens het concert wordt de luisterervaring regelmatig voorzien van film, moderatie, vj’s, dj’s, dichters, acrobaten, en wat dies meer zij. Ook de totaliteit van het avondje uit – inclusief eten, gratis drankje, pauzemuziek, naconcert, en ‘meet-and-greet’ met de artiesten – wordt onderworpen aan nauwgezette strategieën die bedoeld zijn om het concert tot een waar ‘event’ op te schalen. Niet zelden worden er speciaal gekozen locaties ingezet om de muziekinhoud een hevigere ervaring te laten zijn dan de esthetische contemplatie die het luisteren is: concerten in oude fabrieken, molens of ziekenhuizen, op het strand of op een rijdende kar door de stad zijn schering en inslag geworden. Veel musici – en hun producenten en regisseurs – trekken letterlijk de wereld in met presentatievormen die inzetten op een directer contact met het publiek.
Dit nieuw ontsloten artistieke domein, dat we het muziektheatrale domein noemen, biedt mogelijkheden die de muziek in een ander daglicht stellen, maar die er zeker ook voor bedoeld zijn haar een nieuwe glans te geven. Als de musicus op een betekenisvolle manier beweegt, of als de muziek in de context van een ander kunstwerk (bijvoorbeeld een schilderij) wordt geplaatst, dan wel als het concert onderdeel uitmaakt van een groter geheel (een wijnproeverij of een kastelenroute), wordt het repertoire anders gecontextualiseerd, waardoor de muziek niet zozeer als compositie, als wel als leverancier van zintuiglijke ervaringen zijn succes poogt te hernieuwen. We zouden zelfs kunnen stellen dat, waar vroeger het pure luistergenot de inzet was, het organiseren van de (complete) beleving dé ambitie is geworden. Ten slotte duiken er inmiddels ook verbindingen met extramuzikale thema’s op. Projecten op scholen, in ziekenhuizen, bejaardentehuizen, buurthuizen en andere sociale settings vormen de reguliere praktijk van de concertinstellingen hier te lande. Als logisch gevolg van al deze ontwikkelingen verandert ook de positie en de functie van de musicus, en dus zijn praktijk. Niet zelden wordt er namelijk tegenwoordig van musici gevraagd of ze kunnen improviseren, of ze lopend en uit het hoofd kunnen spelen, muziek kunnen arrangeren of monteren, of zelfs tekst kunnen declameren. In een meer theatrale setting wordt de musicus immers meer een ‘performer’ – iemand die niet enkel met zijn geest en zijn muzikaliteit, maar ook met zijn lichaam en zijn theatraliteit het ‘event’ bemant en voltrekt.
Toch is deze explosie van innovaties op het concertformat met zijn baaierd aan muzikale verschijningsvormen niet enkel een feest van fantasievolle toeschietelijkheid. De aspiraties om klassieke muziek te willen ont-elitiseren en kamerbreed te dechiffreren ontspringen namelijk niet enkel aan een ruimhartig artistiek-sociaal ideaal, als wel aan een bewolkte maatschappelijke werkelijkheid. De beweging om te willen ontgrenzen en waar nodig de muziek te herfomatteren vindt zijn grond namelijk in het feit dat de reguliere klassiekemuzieksector het moeilijk heeft. Er is minder animo voor blanke, westerse kunstmuziek, hetgeen te merken is aan het vergrijzende publiek en de slinkende zaalbezettingen. Tevens zorgt een merkbaar verminderd draagvlak in samenleving en politiek ervoor dat met elk kunstenplan weer instellingen moeten fuseren, verkleinen of verdwijnen. In esthetisch opzicht heeft de normerende werking die uitging van de westerse compositiecultuur afgedaan, en is de klassieke muziek een van de vele actoren in het krachtenveld van de aandachtseconomie van de moderne consument geworden. Hoe zij zich daarin staande kan houden, dat is dan ook de hier voorliggende vraag.
In juni 2016 schreven NWO en SIA/RAAK een call genaamd ‘Smart Culture’ uit waarin werd gevraagd om gecombineerd onderzoek door het WO en het HBO. Binnen het samenwerkingsverband van RASL (Rotterdam Arts and Sciences Lab) deed ik tezamen met professor Koen van Eijck (Erasmus Universiteit) en professor Alexander Verbrack (TU Delft) een voorstel dat werd gehonoreerd, en dat in oktober 2017 van start is gegaan. Het onderzoek heet GAMPSISS (vindbaar op www.gampsiss.nl), en is een gezamenlijk onderzoek tussen Codarts, Erasmus Universiteit, TU Delft en de Willem de Kooning Academie, en het onderzoekt in hoeverre serious gaming kan bijdragen tot het opnieuw aansprekend en relevant maken van het klassieke repertoire, teneinde een actieve luistercultuur te stimuleren die bijdraagt aan een duurzame samenleving.
Tot het onderzoeksteam behoren verder dr. Rens Kortmann, de postdoc dr. Janna Michael, de PHD kandidaat Annebeth Erdbrink, plus een embedded researcher vanuit Codarts, te weten regisseur Arlon Luijten.